Juryrapport Woutertje Pieterse Prijs 2010

Bij de Annie M.G. Schmidtlezing van 2006 constateerde schrijver Edward van de Vendel een kloof in de wereld van het kinder- en jeugdboek. Aan de ene kant heb je schrijvers die bij hun proza en gedichten vooral iets willen scheppen dat voldoet aan literaire maatstaven. Aan de andere kant heb je schrijvers die in hun werk vooral aansluiting zoeken bij de belevingswereld van de doelgroep.

Die kloof is de afgelopen jaren groter geworden door het ontstaan van een bestsellercultuur, waarbij van steeds minder titels steeds meer exemplaren worden verkocht. Terwijl ‘literaire’ auteurs muurbloempjes worden in de boekhandel, worden de ‘populaire’ auteurs veelal doodgezwegen door critici en jury’s van literaire prijzen.

Van de Vendel deed een oproep aan de schrijvers om de kloof te verkleinen. Zo moesten de literaire auteurs meer aandacht hebben voor de actualiteit, zodat hun werk meer maatschappelijke urgentie zou krijgen. Populaire schrijvers zouden de literaire middelen meer en beter moeten benutten, zodat hun werk aan diepgang zou winnen.

De jury van de Woutertje Pieterse Prijs was zich bij de beoordeling van het boekenaanbod van 2009 scherp bewust van die twee polen in de kinder- en jeugdboekenwereld. De zware taak om een kleine 150 appels en peren met elkaar te vergelijken was deze keer nog zwaarder dan gebruikelijk. Dat kwam doordat de beste appels en de peren elkaar dit jaar in kwaliteit zo weinig ontliepen. De overduidelijk literair getoonzette boeken konden de gewekte verwachtingen vaak niet helemaal waarmaken. Daarentegen waren er enkele opvallend sterke inzendingen in het meer populaire genre.

De ‘literatuur’ – tussen aanhalingstekens – werd het afgelopen jaar meermalen geschreven met een hoofdletter L. Zo trekt Marita de Sterck alle registers open in De Hondeneters, waarin de Griekse mythologie wordt gegoten in een inktzwarte vertelling over de helse omzwervingen van een 17-jarige jongen achter het front van de Eerste Wereldoorlog. Dood en uitbundige erotiek maken deze roman vol bizarre personages tot een Fellini-achtige film of zelfs een opera.

Kathleen Vereecken wekt de filosofie en de biografie van Jean-Jacques Rousseau tot leven in Ik denk dat het liefde was. In deze fascinerende mengeling van geschiedenis en fictie gaat een vondeling op zoek naar zijn ouders. De zoektocht die begint op het Franse platteland mondt uit in een aangrijpend coming of age-verhaal in het Parijs van de Verlichting.

In Het zwijgen van de vossen van Mario van Brakel worden de levens van drie getourmenteerde pubers met elkaar verbonden door de zeer indringend beschreven natuur.

Woorden worden beelden, beelden krijgen woorden in De schilder, de duif en de dingen, waarin Paul de Moor een zeldzaam inzicht biedt in de wording van een kunstenaar, in dit geval Roger Raveel. De Moor maakte ook indruk met De wei van koe, een boek voor kinderen die net kunnen lezen. In eenvoudige bewoordingen biedt hij poëtische observaties en kleine verrassingen.

De boeken waarin schrijvers nadrukkelijker contact zoeken met de doelgroep, hadden dit jaar opvallend veel diepgang. Een goed voorbeeld is Landjepik van Derk Visser, een toegankelijk en levensecht verhaal aan de scherpe rand van de multiculturele samenleving. Het boek is een verademing omdat Visser zijn personages niet met fluwelen handschoenen aanpakt, maar hen en de lezer, confronteert met een rauwe wereld.

Dit is geen dagboek van Erna Sassen is ondanks de aangrijpende thema’s een ontzettend grappig boek. Het is zelfs een van de zeldzame boeken waarbij de jury enkele malen hardop moest lachen door de droogkomische toon. Het is ronduit dapper om zo grappig te durven zijn over zaken als zelfdoding en depressie. Personages worden in een paar zinnen tot leven gebracht, vaak met een verrassende wending.

Het prentenboek van Daan Remmerts de Vries en Philip Hopmann is niet meteen toegankelijk voor jonge kinderen, maar schrijver en tekenaar verleiden de lezers en kijkers op een geraffineerde wijze om hun wereld binnen te treden. Voordat jij er was biedt een heel origineel scheppingsverhaal, dat kinderen laat nadenken over hun eigen oorsprong. De manier van vertellen is spannend, want wie is de ‘jij’ die wordt aangesproken en wie is de verteller? Een vader? God? De schitterende illustraties verschuiven steeds meer van tekeningen naar foto’s en sluiten daardoor naadloos aan bij het verhaal, waarin steeds duidelijk wordt wat echt is en wat verbeelding. In vormgeving wordt dit boek hooguit overtroffen door Het neusje van de Zalm met prachtige illustraties van Wendy Panders.

Een boek dat wordt gevreten door de doelgroep van lezers van twaalf jaar en ouder is Tiffany Dop van Tjibbe Veldkamp. Dit is een ontzettend grappig en goed geschreven verhaal over een white trash-milieu dat alle clichés vermijdt. Een origineel gegeven – namelijk een meisje van 13 jaar dat een baby wil – wordt heel erg goed en met veel humor uitgewerkt. Veldkamp schrijft lichtvoetig over een onderwerp dat makkelijk zwaar kan worden: moeder die de hoer speelt en geld van kinderen inpikt, criminele broertjes en ranzige stiefvader. De personages zijn geloofwaardig; ze worden kort maar kernachtig neergezet.

Tiffany Dop heeft dus ook de literaire lezer veel te bieden en gaf de jury een ‘bats veur de kop’ zoals het in dit boek vaak wordt gezegd. Als er één boek de kloof tussen populair en literair afgelopen jaar heeft gedicht is het wel dit boek van Tjibbe Veldkamp.

Maar er is ook een boek dat zo universeel is dat het voorbij alle overwegingen over populair en literair gaat.

Er is al ontzaglijk veel geschreven over de Tweede Wereldoorlog, ook in de jeugdliteratuur. Met Juwelen van stras laat Carli Biessels zien dat het mogelijk is om ook over dit thema een volkomen origineel verhaal te schrijven. De geschiedenis van een joods meisje dat onderduikt in het ‘grote huis’ maakt een ongelooflijk authentieke indruk. De wereld van Elske is teruggebracht tot wat een klein onwetend kind hoort en ziet. Ze dwaalt in de tuinen van de Perzische miniaturen in het enige boek dat er is. Ze luistert naar de roep van de klaagvogel en vraagt zich af of de vogel ooit antwoord verwacht – een zeldzaam ontroerende scène.

Biessels laat de lezer kijken met de blik van een argeloos kind en legt daarbij niets uit. Oom Jo-tje neemt haar met enkele anderen mee uit eten en geeft haar een vogel van stras met een ‘oogje van blauw’. Maar wie is hij eigenlijk? De sluimerende angst bezweert ze door het verhaal, dat een mede-onderduiker voor haar verzon, na diens ‘vertrek’ af te maken. Maar komt dit verhaal ooit af? Ook de stijl is sober en uitgepuurd, en juist daardoor poëtisch en trefzeker.

Biessels schreef een delicaat oorlogsverhaal over ‘dingen die je niet moet willen weten of denken’. Tegelijkertijd vertelt haar boek een universeel verhaal over een kind dat de wereld om zich heen niet begrijpt.

Juwelen van stras is echt – vergeef ons de woordspeling – een juweel van een boek. Om niet te zeggen: een fijn geslepen diamant. Dit is een literair meesterwerkje dat een groot publiek verdient. Daarom heeft de jury besloten om dit boek te bekronen met de Woutertje Pieterse Prijs.

Amsterdam, 4 maart 2010

De jury

Frank Groothof, voorzitter
Gerbrand Bakker
Karel Berkhout
Suzanne Hertogs
Annemie Leysen