door Lieke van Duin en Jos van Hest

Het boek van Bod Pa

Anton Quintana

Boek    terug naar boven

‘Kan iets níet bestaan alleen omdat wij het bedacht hebben?’

‘Op die manier kan alles wel bestaan.’

‘Als je dat maar weet.’

Een stukje uit een gesprek tussen een sjamaan en zijn leerling, in een niet nader aangeduide toendra en tijd. (Op de achterkant van Het boek van Bod Pa wordt aangegeven dat het verhaal zich afspeelt ergens in Centraal-Azië ten tijde van Marco Polo.) Het bovenstaand fragment is kenmerkend voor deze schitterende, weerbarstige roman, waarvoor je ook als volwassen lezer de tijd moet nemen.

Voortdurend geeft auteur Anton Quintana via zijn hoofdpersoon, de blinde dwerg/sjamaan/dichter/zwaardvechter Bod Pa, denkstootjes die de lezer op het verkeerde been zetten en uitdagen om niet alleen met verstand te lezen, maar ook met intuïtie. Zonder modieus jargon verbindt hij aarde en hemel, natuur en bovennatuur tot een bedwelmende wirwar van tegenspraken. Hoogdravend wordt hij echter nooit: de levensbeschouwing van Bod Pa is doorspekt met humor, even platvloers als diepzinnig en zo aards als een paardenvijg.

Bod Pa is een ongrijpbaar personage: een sjamaan zonder de tekenen van waardigheid die in zijn tijd gebruikelijk waren: kettingen met muizenschedeltjes, bosjes gras, vogelklauwtjes en -veren. Wel wordt hij steevast vergezeld door een raaf en een wolf. Hij is een mismaakte blinde kobold met iets duivels, een vaak dronken ‘aardappelkabouter’. Bod Pa heeft iets van een tricksterfiguur, een bemiddelaar tussen goden en mensen met bovennatuurlijke gaven, een genezer èn charlatan.

De sjamaan is ontboden door de vader van Perregrin, een veertienjarige herdersjongen wiens gebroken been maar niet wil genezen. Aanvankelijk wil Perregrin niets te maken hebben met Bod Pa, maar geleidelijk wint de sjamaan zijn vertrouwen. Hij wordt Perregrins goeroe, al geeft de jongen zich nooit geheel gewonnen. Perregrin wordt door Bod Pa hardnekkig Pelgrim genoemd: vreemdeling in eigen land, zoeker in eigen ziel.

Illustratief voor de werkwijze van Bod Pa is het begin van het boek: Perregrin moet met zijn zwakke been een dertig meter hoge populier met gladde stam in klimmen – ‘het leven is niets waard zonder een beetje risico’ – om een jonge kauw uit zijn nest te halen. Bod Pa breekt beide pootjes van het beestje. Dan moet Perregrin het in het nest terugleggen. Door de kruiden die het jong van zijn vogelouders te eten krijgt, zal het genezen. Op het moment dat het kauwtje uitvliegt, moet Perregrin het neerschieten, want ‘wie die vogel eet, eet ook alle kruiden die zijn poten genezen hebben.’ Aan het eind van het boek zal blijken hoe tricky Bod Pa met deze raad is geweest.

Meester en leerling gaan op pelgrimstocht zonder te weten waarheen. Dat levert wijsheden op als ‘De zin van het leven willen begrijpen, dat is de wind in een doosje willen doen.’

‘Zo weet ik er nog wel een paar,’ antwoordt Perregrin die soms geïrriteerd raakt – en met hem de lezer – door alle diepzinnig gegoochel met woorden, waarmee Bod Pa zichzelf steeds relativeert.

Via de gesprekken verneemt de lezer ook iets over het mysterieuze verleden van Bod Pa: hij en Perregrins vader waren strijdmakkers in het verre land Nod, richting Mesopotamië, het land achter Gods rug, waar de kinderen van Kaïn wonen: verdoemden waar God niet naar omkijkt en die alleen nog voor hun wrok leven. Bod Pa blijkt dus de bijbel te kennen: een mooi verhalenboek volgens hem, dat over een halve eeuw ook wel hier in Centraal-Azië zal doordringen. Het was bedoeld als ideeënboek, aldus Bod Pa, ‘maar bij gebrek aan ideeën hebben ze er maar een wetboek van gemaakt.’ Zo mixt Quintana flarden uit het christendom met sjamanisme en natuurgodsdienst.

Het boek van Bod Pa had ook De leringen van Bod Pa kunnen heten. De belangrijkste lering is dat waarheid en leugen, heiligheid en sluwheid, lelijkheid en schoonheid tegenpolen zijn die elkaar doordringen en niet zonder elkaar kunnen bestaan. De grootste wijsheid is de kennis der dwaasheden, zegt Bod Pa ergens. En hem, de lelijke, blijft alleen de schoonheid over om in te geloven.

Het boek van Bod Pa is geschreven in deels poëtische, deels dagelijkse spreektaal. Ondanks die eenvoudige taal laat het boek zich niet gemakkelijk in zijn volle betekenis veroveren: het is compact maar soms ook treiterig wijdlopig.

Quintana schrijft echter ook sterk zintuiglijk: zoals Perregrin in het begin tijdens een hallucinatie een liedje niet alleen kan horen, maar ook proeven en ruiken, zo kan de lezer de overweldigende Aziatische natuur in Het boek van Bod Pa zien, horen, voelen en opsnuiven. Quintana prikkelt niet alleen het denken, maar streelt ook de zinnen.

Het boek won behalve de Woutertje Pieterse Prijs ook de Gouden Uil.

Leeftijd en (voor-)lezen    terug naar boven

Het boek van Bod Pa is geschikt voor jongeren vanaf 14 jaar, met name op havo en vwo. Ook volwassenen zullen het boeiend vinden. Het is echter een boek dat ‘veroverd’ moet worden; je moet er een ervaren en gemotiveerde lezer voor zijn. Dat maakt dat Het boek van Bod Pa meer geschikt is voor individuele lezers dan als voorleesboek voor een klas. Wel is het een boeiende kluif voor een leesgroep van jongeren of volwassenen.

Geschikt om voor te lezen zijn de eerste twee hoofdstukken (Een ruiter uit het noorden en Raaf op mijn schouder wolf aan mijn knie, gevolgd door de eerste twee alinea’s van het derde hoofdstuk Je mag best een beetje blij zijn. We leven nog (p. 9 t/m 19). Het is een spannend fragment dat op zichzelf kan staan en dat een goed beeld geeft van stijl en inhoud van het boek.

Voor wie verder wil lezen    terug naar boven

Anton Quintana gaat in al zijn werk de diepte in met ruige verhalen over survivers, verschoppelingen die in de eenzaamheid van de natuur zichzelf trachten te vinden:

  • Anton Quintana: Padjelanta, Querido 1973, 12+. De Zweedse Bo, achttien jaar, heeft genoeg van het moderne stadsleven en trekt met een rugzak naar Lapland, waar de wereld nog woest en leeg is. Hij wil net als de Lappen zien te overleven in de barre toendra’s. Met muggen, wolven en beren wordt het een zware, louterende ervaring.
  • Anton Quintana: De bavianenkoning, Querido 1982, Gouden Griffel, 12+. De jongen Morengároe is half Masaï en half Kikuju, maar wordt door geen van beide stammen geaccepteerd. Als hij een Kikuju doodt, wordt hij verbannen naar het oerwoud. Daar stuit hij op een troep bavianen. Als hij hun koning in een tweegevecht doodt, wordt hij volgens bavianenlogica de nieuwe koning. Dit lukt maar ten dele, want hij blijft denken als een mens.
  • Anton Quintana: De vuurman, Querido 1987, 12+. Speelt in 1743 in Limburg, ten tijde van de bokkenrijders. Boerenknecht Michiel ontmoet in een café de landloper/troubadour Dujardin, die een van de voormannen van de bokkenrijders blijkt te zijn. Als Michiel zijn werk kwijtraakt, moet hij de kolenmijn in waar hij het gevaarlijkste werk moet doen: als vuurman in nieuw uitgehakte gangen het dodelijke grauwgas laten ontploffen. Hij kiest voor het bokkenrijdersbestaan.
  • Anton Quintana: De hemelruiter, Querido 2000, 14+. Vervolg op Het Boek van Bod Pa. Hoewel de oorlogvoerende herders gevaarlijke leeuwhonden hebben, weet de blinde sjamaan Bod Pa ongehinderd hun kamp binnen te dringen en hun vriendschap te winnen. De herders kijken al tijden uit naar hun verlosser: de hondman die hen moet redden. Misschien is Bod Pa die hondman wel! Een boeiende roman, waarin Quintana weer op zoek is naar de oeroudste vorm van woestheid en oorspronkelijkheid, naar het verschil tussen barbaarsheid en primitiviteit, en waarin sjamanistische mythen knap verweven zijn met de alledaagse trivialiteit.

Gerelateerd werk:

  • Arnulf Zitelmann: Tot de 13-de maan, La Rivière & Voorhoeve 1991, 12+. Jeugdroman over sjamanisme en magie in de laatste ijstijd, 35.000 jaar geleden, toen de moderne mens de Neanderthaler ging vervangen. Hoofdpersoon is de 14-jarige Qila, een meisje dat uit de groep verbannen wordt maar rotsvast gelooft in haar roeping als sjamaan. Omdat de mensen in het Europa van de laatste ijstijd onder vergelijkbare omstandigheden leefden als de Inuit in de prehistorie, baseerde de auteur zich op antropologische studies over de Inuït en Siberisch sjamanisme. Qila maakt een zware overlevingstocht van Zuid-Duitsland naar Zuid-Frankrijk waar ze dertien manen over doet. Hierdoor gehard en gelouterd wordt ze een evenwichtige persoonlijkheid die haar visioenen kan duiden in het licht van haar roeping als sjamaan.
  • Eric-Emmanuel Schmitt: Milarepa, Atlas 2005, voor jongeren en volwassenen. De achtendertigjarige Simon uit het hedendaagse Parijs is in zijn dromen een incarnatie van Swastika, de hebzuchtige oom van de Tibetaanse dichter/kluizenaar/lama  Milarepa uit de elfde eeuw. Simon moet het verhaal van Swastika en Milarepa vertellen om zich te bevrijden van zijn karma. Eerst is hij in zijn dromen Swastika, later ook Milarepa. Net als in Het boek van Bod Pa gaat het om het antwoord op de vraag: Wie ben ik?. Goed en kwaad zijn innig verbonden en Milarepa gaat in de leer bij een lama die net zo’n onpeilbaar grillige leermeester is als Bod Pa.
  • Robert M. Pirsig: Zen en de kunst van het motoronderhoud, 1974, Prometheus, 35-ste druk 2007, voor jongeren en volwassenen. Reisverhaal van een vader en zijn elfjarige zoon over een tocht van een maand per motorfiets door de VS. Via gedachten over het onderhoud van de motor mondt dit boek uit in een filosofie over de zin van het leven, over waarden en religie. Het werd in de jaren ’70 en ’80 van de vorige eeuw een cultboek.

Groepsgesprek over het boek    terug naar boven

Het boek van Bod Pa is vanwege z’n weerbarstige inhoud niet geschikt voor klassikale bespreking. Wel is het een aanrader voor een leesgroep van jongeren of volwassenen. Daarin kan een groepsgesprek juist zinvol en verhelderend zijn. Laat de deelnemers van de groep eerst spontaan reageren op het boek. Stimuleer hen met vragen als:

  • Wat vind je goed aan het boek? Of mooi? Of wonderlijk?
  • Wat vind je niet goed? Of niet mooi?
  • Wat vind je moeilijk aan het boek? Of onduidelijk? Of irritant?
  • Waar gaat het boek (vooral) over? Wat vind je van dat onderwerp?
  • Wie is de hoofdpersoon? Of zijn er meer hoofdpersonen?
  • Zie je patronen of stramienen die steeds terugkomen?

Als antwoorden op deze laatste vraag kunnen genoemd worden:

Aspecten rond inhoud:

  • De blinde sjamaan Bod Pa is een vreemd, irritant personage: een mismaakte dwerg, vaak dronken, een aardappelkabouter volgens Perregrin (p. 19).
  • Talloze oosters-filosofische uitspraken en aforismen: Wat kan de zin van strijden  / anders zijn dan dat men ermee bereikt / nog méér te kunnen strijden? (p. 119)
  • Het boek gaat eigenlijk over de leringen van Bod Pa: Zelfs de hardste steen, / de hardste steen, ja, zelfs de / hardste steen verweert. (p. 131).
  • Het is een initiatieroman, maar seksualiteit speelt daarin geen rol.

Aspecten rond opbouw:

  • Breed opgezette roman.
  • Drieënveertig relatief korte hoofdstukken (vijf à zes pagina’s) met titel en een ondertitel die meestal uit drie korte regeltjes bestaat.
  • Het slot grijpt terug op het begin: het boek eindigt als Perregrin in de populier met de gladde stam klimt om te kijken in het kauwennest waar hij op p. 54 het jong uit gehaald had waarvan Bod Pa de pootjes brak.

Aspecten rond schrijf- en vertelstijl:

  • Veel dialogen met filosofische uitspraken, diepzinnigheden, doordenkertjes, wijsheden: zie het begin van de recensie.
  • Veel spreektaal, vooral in de dialogen: ‘Ik noem maar een zijstraat.’ (p. 46), ‘Hou je erbuiten. Ik weet heus wel wat ik doe!’ (p.118)
  • Barokke, beeldende taal: Als het waar was dat alle raven echte individuen waren, dan was deze halftamme raaf niet minder dan een persoonlijkheid. Hij leefde niet zomaar wat, nee, hij leefde zich uit, met een onbedaarlijk plezier in zijn grootste prestatie: vliegen. Het was boeiend om zijn verbluffende spel met de wind te volgen, hoe hij uren kon zweven, duiken, draaien en wentelen, altijd op zoek naar stijgwinden die hem omhoog zouden dragen of naar luchtzakken waarin hij schreeuwend omlaag kon tuimelen. Met kleine of helemaal geen vleugelbewegingen haalde hij duizelingwekkende snelheden, waarbij je zou zweren dat hij zich omhoog liet vallen. (p. 67-68)
  • Uitzinnige beeldende natuurbeschrijvingen die je bijna fysiek kunt voelen en die vaak een metafoor zijn voor psychische verandering: Het gesjirp van de krekels werd luider en luider en brak ineens af. In een oorverdovende stilte spatte de zon uit elkaar. Door de enorme klap leek alles te verschuiven. Niet dat je zou kunnen aanwijzen wát er verschoven was, maar de aarde had een formidabele opduvel gekregen en trilde nog na. / Zo moest het toegaan in je hoofd als je een zonnesteek kreeg. Alleen was dit geen zonnesteek. Perregrin voelde zich een beetje door elkaar geschud, dat was alles. En daardoor was er iets in hem veranderd, maar wát precies zou hij niet kunnen zeggen. (p. 42-43).
  • Veel paradoxen: Niets was ooit wat het leek bij Bod Pa (p. 27), ‘Weet je nog wel: een gift is ook altijd een gif.’ (p. 260)
  • Veel volksliedjes: Ik klop met mijn staf / op uwe deur, moeder aarde. / Laat mij toch binnen. (p. 205)
  • Raadsels: Kijk toch die bomen daar! / Staan die of hangen ze aan de aarde? / Of zie ik alles nu ondersteboven? (p. 255)
  • Tegenstellingen: bijvoorbeeld breedvoerige beschrijvingen van landschappen, maar ook soms ultrakorte, suggestieve weergave van een gebeurtenis, zoals het gevecht van Bod Pa met de geharnaste ruiter op p. 18 en 19, waarvan we slechts het resultaat lezen: Aan de voet van een heuvel lag een man dood te gaan. En de man die dat op zijn geweten had, zat van een afstandje naar hem te kijken. Nee, niet te kijken. Zijn blik was leeg, zijn ogen waren net kiezelstenen. (p. 19)

Tenslotte:

  • Vind je dat vrienden of vriendinnen dit boek ook moeten lezen? Of zou je het eerder sommige volwassenen aanraden?

Spelregels en tips:

  • Heb als begeleider van de leesgroep een open houding: er is niet één waarheid, één oplossing of één goed antwoord. Een gesprek kan juist opbloeien door de diversiteit aan meningen en interpretaties.
  • De deelnemers moeten het boek goed kennen. Ze kunnen hun mening dan uitleggen aan de hand van fragmenten uit het boek.
  • Er zijn meer vragen mogelijk; elke begeleider ontwikkelt daarin zijn of haar eigen stijl.
  • Alles mag gezegd of opgemerkt worden. Niets is gek of stom. Laat de deelnemers merken dat hun antwoord belangrijk is.
  • Iedereen luistert naar elkaar. Er wordt niet door elkaar heen gepraat.
  • Stel geen gesloten vraag waarop maar één antwoord mogelijk is. Vraag liever: ‘Waar lees je dat?’, ‘Hoe bedoel je dat?’, of ‘Vertel eens…’.
  • Laat het gesprek zo lang duren als de deelnemers geboeid blijven. Dit boek van Quintana geeft veel stof tot praten.
  • Deze manier om een groepsgesprek te voeren werkt het best als de groep regelmatig bij elkaar komt. Dan raken de deelnemers eraan gewend en vinden ze het steeds leuker om op ontdekkingsreis te gaan in een volgend boek.
  • Deze aanpak is gebaseerd op verschillende inspirerende boeken: Aidan Chambers: Vertel eens enDe leesomgeving, Biblion, Den Haag 2001, en Jan van Coillie: Leesfeesten en boekenfeesten – Hoe werken (met) kinder- en jeugdboeken?, NBD/Biblion, Den Haag 2007.

Praten    terug naar boven

Over Bod Pa

Deze sjamaan zou geen fakir zijn, geen regenmaker, geen wonderdokter. Hij raakte niet om de haverklap in trance en hij had een hekel aan geheimzinnigheid. Maar hij had ook een donkere kant; hij was erg aan stemmingen onderhevig. En bovendien ging hij gebukt onder een heleboel menselijke zwakheden. Evengoed was hij een sjamaan. (p. 32)

Als Bod Pa iets beweerde, klonk het vaak alsof hij zijn eigen woorden in twijfel trok. Vreemd was dat, voor een sjamaan. Doorgaans kreeg zo’n ‘heilige man’ bijna een toeval als er aan zijn woorden getwijfeld werd. (p. 137)

Bod Pa kon gewetenloos lijken, maar dat wás hij niet; hij hield er wel degelijk een geweten op na, alleen stoelde dat uitsluitend op zijn eigen denkbeelden over goed en kwaad. Wat nodig was, was in zijn ogen goed en wat onnodig was slecht;‘Dat is zonde om te doen,’ placht hij te zeggen. Het was nog een geluk dat hij er zo over dacht, want er liep geen scheidingslijn tussen zijn denken en handelen. (p. 162)

Geef een omschrijving van Bod Pa in één woord, schrijf dat woord op en lees het aan elkaar voor. Waarom heb je voor dat woord gekozen?

Geef een omschrijving van Bod Pa in één zin, schrijf die zin op en lees hem aan elkaar voor. Kan de figuur Bod Pa in één zin samengebald worden?

Wat is Bod Pa voor een type? Is hij dat of vind je dat? Bij welke fragmenten had je grote bewondering voor hem? Bij welke fragmenten irriteerde hij je? Wanneer geloofde je hem? Wanneer vond je hem ongeloofwaardig? Zoek ondersteunende fragmenten op en lees ze elkaar voor.

Over Perregrin / Pelgrim

Perregrin had ruim een half jaar naar deze ontmoeting toegeleefd en kon het ook niet helpen dat zijn verwachtingen hoog gespannen waren geweest. Deze sjamaan kwam immers speciaal voor hem. Viel dat even tegen! Het was me de sjamaan wel! Reken maar dat de jongens in het kamp hem zouden uitlachen. Wat een rotstreek. Moest dit een medicijnman verbeelden? Dit mannetje was zelf een brekebeen. (p. 26)

Perregrin begon aan de afdaling zonder iets te denken, zonder iets te voelen. Eenmaal beneden zei hij hardop voor zichzelf uit: ‘Wat had je dan gedacht? Je bent genezen door een oplichter. Het is maar dat je het weet.’

De zon steeg hoger boven de verre heuvels alsof dat vanzelf sprak. Hij staarde in het rode licht en knikte een paar maal. ‘Natuurlijk, natuurlijk, wat had je dan gedacht?’ Toen ebde het lege, ontluisterende gevoel in hem langzaam weg en hij wist dat het niet meer terug zou komen. ‘Loop heen, Pelgrim,’ zei hij tegen zichzelf en begon te lopen. (p. 291)

Twee fragmenten over de herdersjongen Perregrin (14), een aan het begin van het boek en een aan het eind. De jongen kan goed paardrijden, is een goed schutter, maar zijn scheenbeen is vijf keer gebroken en geneest maar niet. De sjamaan Bod Pa die hem zou genezen, valt bitter tegen. Hij noemt Perregrin pesterig Pelgrim (dat ‘reiziger in een vreemd land’ betekent), zegt de vreemdste dingen, geeft geen antwoord op vragen en is vaak verschrikkelijk irritant.

Bespreek met elkaar wie Perregrin/Pelgrim volgens jullie is. Wat gebeurt er met hem in de loop van het verhaal? Waarom zou hij die naam ‘reiziger in een vreemd land’ hebben? Wat is dat vreemd land? Waar zou hij naar op weg zijn?

Over filosofische gesprekken

‘Mijn land is binnenland,’ zei Bod Pa luid, ‘en de rest van de wereld is buitenland.’

‘Dát klopt,’zei Perregrins vader, en maakte zich vrolijk over de verbazing van zijn zoon. ‘Er klopt altijd wel iets en daar moeten we het mee doen.’

Perregrin dacht bij zichzelf dat zijn eigen vader nog best een goed figuur zou slaan als goeroe. ‘Er klopt altijd wel iets,’ deed hij hem na. En schudde zijn hoofd. Zo iets zou Bod Pa ook kunnen zeggen. Was dat nou wijsgerigheid?

‘En daar moeten we het mee doen,’ herhaalde Bod Pa ineens met luide stem. ‘Daar zeg je iets waar een mens wat aan heeft. Er klopt altijd wel iets en daar moeten we het mee doen. Voor de rest is alles chaos en warboel. Aan dat kleine beetje dat klopt, moeten we ons vasthouden. Dat is onze strohalm.’

‘Wat een flauwekul,’ zei Perregrin.

‘Al weer iets dat klopt. Pelgrim is het er niet mee eens. Een Pelgrim die het er wél mee eens is, zou erg verwarrend zijn, maar een Pelgrim die onze wijsheden flauwekul noemt, dat klopt.’ (p. 155)

Dit is een voorbeeld uit het boek van een (schijnbaar) filosofisch gesprek. Of vind je het eerder geneuzel? Praat er samen over. Vind je het net als Perregrim flauwekul? Worden er deuren die al lang openstaan nog eens open gezet?

Ben je het eens met het idee dat er in elke opvatting wel iets zit dat klopt? En dat er in elke opvatting iets (of veel?) zit dat niet klopt? Bestaat de waarheid voor de volle honderd procent? Is de onwaarheid voor de volle honderd procent onwaar?

Zoek in het boek andere filosofische fragmenten waarover je met elkaar het hoofd kunt breken. Bijvoorbeeld over de eenheid van tegendelen, zoals de gedachte dat god en duivel, goed en kwaad uit dezelfde oorsprong komen.

Over sjamanisme

‘De geestenwereld…’

‘Wat?’

‘De wereld van de geesten…’

‘Wat is daarmee?’

‘Kun je daar echt contact me hebben?’

Bod Pa knikte ernstig. ‘Zeker. Op voorwaarde dat je echt in geesten gelooft.’

‘Geloof verzet bergen, dus waarom geen geesten,’zei Perregrins vader.

Bod Pa keerde zijn verminkte gezicht naar hem toe. ‘Jij gelooft toch niet in geesten?’

Perregrins vader keek van de sjamaan naar zijn zoon en terug en haalde toen zijn schouders op. ‘Misschien bestaan ze niet,’ zei hij, ‘maar zo duidelijk laten ze dat niet bewijzen.’ (p. 138).

Zoek op internet op wat de kern is van het sjamanisme. Praat daar samen over. Tot hoever kun je in ideeën van het sjamanisme meegaan? Is Bod Pa een (echte) sjamaan? Zou je wel eens een sjamaan willen ontmoeten? Welke vraag/vragen zou je aan een sjamaan willen stellen?

Over schuld en schone handen

Alle schuld wordt al

op aarde gewroken, en

alle onschuld ook.  (p.163)

Een liedje van Bod Pa over schuld en onschuld. Praat met elkaar over wat (je denkt dat) er staat. Is het alleen een woordgrapje of zit er een visie achter? Wat is schuld, wat is onschuld, waarom zouden die gewroken moeten worden? Perregrin vraagt zich af of het waar is dat alle onschuld gewroken wordt. Wat heeft wraak met schuld en onschuld te maken?

Lees op bladzijde 163/164 het antwoord van Bod Pa. Ben je het met hem eens? Heb je met schone handen ook schuld? Is het volgens jou ook ‘beter met butsen in het harnas te staan dan van de strijd geen weet te hebben’?

Over paradoxen

De zon die ons verwarmt

is de zon die ons verbrandt.

De stroom die ons drenkt

is de stroom die ons verdrinkt.

De grond die ons voedt

is de grond die ons begraaft.

De wind die ons koelt

is de wind die ons verwaait. (p. 252)

Dit zijn wonderlijke, korte liedjes die Bod Pa zingt. Wat zingt hij eigenlijk? Zijn woorden lijken tegenstrijdig. Klopt het wat Bod Pa zingt? Praat er samen over. Zoek in het boek meer van dergelijke liedjes of paradoxale uitspraken en bespreek ze. Welke vind je heel goed, welke snap je maar half? Ga, via Wikipedia, op zoek naar andere paradoxen die je heel goed vindt en leg ze elkaar voor. Multatuli zei bijvoorbeeld: ‘Neem één raad van mij aan: dat gij geen raad aanneemt.’ En: ‘Niets is zeker en zelfs dat niet.’

Over een initiatieroman

“De metaforische gestalte die Bod Pa op den duur in de roman aanneemt, heeft onmiskenbaar connecties met de rijke geschiedenis van de verhalende volkscultuur. Zijn grote vertelgave fabuleert het identiteitsgevecht van Pelgrim tot een literaire werkelijkheid, die geschraagd wordt door de orale tradities van het ons overgeleverde volksverhaal, maar waarbinnen de contouren van de moderne initiatieroman zijn af te lezen.”

Uit: Het juryrapport van de Woutertje Pieterse Prijs 1996

De jury van de Woutertje Pieterse Prijs vindt dat Het boek van Bod Pa (ook) gekenschetst kan worden als een roman over een initiatie. Een initiatie is een inwijding. Het is een leerproces dat tot een goed einde moet worden gebracht door een inwijdeling zodat hij of zij een ingewijde wordt: iemand die voortaan hoort bij een andere (oudere, hogere, wijzere) groep. Een initiatie gaat vaak gepaard met het uitvoeren van opdrachten en rituelen.

Praat met elkaar over de vraag of Het boek van Bod Pa (ook) een initiatieroman is. Waaruit blijkt dat? Zoek in het boek fragmenten die daarop wijzen. Wat is het proces dat Perregrin doormaakt? Op wat voor manier verandert hij? Tot welke inzichten komt hij?

Is zo’n initiatieproces alleen weggelegd voor jongens als Perregrin in die tijd in die cultuur? Hoe maken jongeren van nu, zowel jongens als meisjes, hun initiatie mee? Of hebben ze dat niet meer nodig?

Kunnen in Het boek van Bod Pa, zoals de jury stelt, de contouren van de moderne initiatieroman’ worden afgelezen? Ken je boeken waarin dat ook (beter) gebeurt?

Over de auteur

Quintana, Anton (Nederland 1937-), pseudoniem voor Anton Adolf Kuyten, kwam als eerste van een tweeling ter wereld. Zijn moeder was een Baskische, zijn vader een zeeman die vrouw en kinderen al gauw in de steek liet. Na de dood van hun moeder belandde de tweeling in het burgerweeshuis van Amsterdam. Vanwege een geboortetrauma, de ene helft van zijn gezicht was scheef, maar ook vanwege de rivaliteit tussen de twee broers was Anton buitengewoon lastig. Op zeventienjarige leeftijd vluchtte hij naar Spanje, waar hij wegens landloperij werd opgepakt en in de gevangenis begon te schrijven, op hetzelfde ogenblik dat zijn tweelingbroer in Nederland met dichten begon.

Uit: Encyclopedie van de jeugdliteratuur, De Fontein & Wolters Noordhoff, 2004.

Een soort gekte. Dat is wat Anton Quintana kenmerkt. Een kleine man met een scheef, ongeschoren gezicht en asgrijs haar. Snel en binnensmonds prevelt hij zijn zinnen als spreuken voor zich uit. ‘Dat is het gevolg van tweelingenpraat.’

‘Op mijn zeventiende liep ik weg uit het weeshuis. Vier jaar heb ik gezworven tot in de uithoeken van Europa. Van Gibraltar tot Kiruna, in het uiterste noorden van Zweden. Daar kon je toen niet verder. Elke nacht lag ik in de greppel tot ik aan het eind van het tweede jaar een man tegenkwam die me liet zien hoe je met stijl kunt zwerven. De man heette Angelo, maar ik noemde hem “Pantalla”. Dat betekent in het Spaans “schemerlamp”- dat was de vorm van de schaduw die zijn gebochelde lichaam op straat liet vallen. Later ben ik erachter gekomen dat pantalla ook “schertsfiguur” betekent. Op hem is de figuur van Bod Pa mede geïnspireerd. Ik raakte hem kwijt, vergat hem, maar begon hem te belichamen. Mijn lichaam schreeuwde hem uit.’

Uit: Mysteries zijn glashelder, een interview van Onno Blom met Anton Quintana, Trouw 22 maart 1996.

Zoek via internet nog meer gegevens over de auteur. Praat er met elkaar over of de verhaalfiguren van Bod Pa en Perregrin veel te maken hebben met de schrijver. Wat zijn overeenkomsten, wat verschillen? Op wie lijkt Quintana volgens jou het meest, op Bod Pa of op Perregrin? Mag je een auteur vergelijken met een van zijn personages of is dat ongeoorloofd? Waarom wel/niet? Helpt het je een boek beter te plaatsen (en te waarderen?) als je ook wat van de schrijver weet?

Doen    terug naar boven

Haiku schrijven

Op de velden snijdt

de wind als een scheermes

dat alles kortwiekt (p. 22)

Dit is een kort liedje dat Bod Pa zingt. Hij improviseer de tekst ter plekke. Een liedje van Bod Pa lijkt op een haiku. Dat is een rijmloos gedicht van drie regels over de natuur; de eerste regel telt vijf lettergrepen, de tweede regel zeven lettergrepen en de derde weer vijf.

Dit is een eerste regel van een ander liedje van Bod Pa: Buiten huilen de

Zie er een landschap bij en gebruik je fantasie. Schrijf er een tweede regel bij van zeven lettergrepen en een derde regel van vijf lettergrepen.

En dit is weer een andere eerste regel van Bod Pa: Zwervende honden

Maak het liedje af met een regel van zeven en een regel van vijf lettergrepen.

Nog een eerste regel van Bod Pa: Het gras dat groeit langs

Schrijf ook dat liedje volgens dezelfde spelregels.

Lees elkaar jullie liedjes voor. Vergelijk jullie liedjes met die van Bod Pa. (Je vindt ze op bladzijde 220, 159 en 132.)

Schrijf daarna zelf een geheel eigen haiku, inclusief de eerste regel.

Geef iemand die je goed kent een haiku van Quintana of van jezelf cadeau.

Meer drie-regel-liedjes schrijven

Niemand vertelt me

waarheen ik gaan moet en ik

word nergens verwacht. (p. 220)

Niet alle liedjes van Bod Pa gaan over de natuur. Er zijn er ook die over zijn gedachten gaan, over zijn ideeën, vragen, wensen, gevoelens. Hier is een aantal eerste regels van vijf lettergrepen. Maak er liedjes van volgens de structuur van de 5-7-5 lettergrepen.

- Geluk, geluk, dat

- Een reiziger die

- Zonder opscheppen

- In de keuken de

- Jij kunt beter gaan

- Wie komt vragen wat

- Goddank is het nu

- Paardje van stormwind!

- Nacht van volle maan!

- Nu sta ik hier en

Lees elkaar de liedjes voor. Vergelijk ze met de liedjes van Bod Pa. Die staan op bladzijde 12, 98, 100, 122, 203, 221, 231, 237 en 279.

Schrijf ook een liedje waarvan alle drie de regels van jou zijn.

Geef iemand die je goed kent een liedje van Quintana of van jezelf cadeau.

Landschap met wind schilderen

En altijd was er de wind. De wind van de velden, die plotseling aan je kwam hangen met de zwaarte van een dampige kamelevacht, zodat je nog slechts met de grootste moeite vooruit kon komen. Die deed alsof hij haasje-over wilde spelen en er ineens met je stem vandoor ging, zodat je onverstaanbaar werd – en als je toch koppig bleef doorpraten, raakte je buiten adem en kon je op het laatst alleen nog maar fluisteren: ‘Verstaaaiii je me?’ De wind van de velden, die onverhoeds onder je jas dook en je dwong belachelijk grote passen te maken. Die kans zag door de lucht de vreemdste voorwerpen te vervoeren: afgerukte planten, takken, vogelnesten, ja, zelfs kadavers.

De wind van de velden, een rabauw, een vandaal, een brokkenmaker, die het ene moment hoog aan de hemel de wolken uit elkaar rafelde en het volgende moment het gras op de heuvels platstampte. (p. 158)

Schilder dit landschap. Zet de woorden van Quintana om in kleuren en beelden. Maak een (figuratief of abstract) schilderij waar de wind van af stormt.

Zoek in het boek ander landschapsbeschrijvingen die erom vragen geschilderd te worden. Maak samen een tentoonstelling. Hang bij de schilderingen fragmenten uit het boek.

Totemdier kiezen

‘Ik heb m’n hart uitbesteed aan het uiltje. En weet je wat het gekke is?’

‘Je houdt meteen je hart niet meer vast.’

‘Ja. Precies.’ (p. 261)

Bod Pa heeft zijn hart in de wolf gelegd, zegt hij, en hij raadt Perregrin aan zijn hart in de steenuil te leggen, omdat die behoedzame vogel bij hem past. De wolf en de steenuil zijn dus hun totemdieren. Toets bij Google ‘totemdier’ in en lees over dat onderwerp. Geloof je in de werking van totemdieren? Wat zou jouw totemdier kunnen zijn? Via Google kun je een lange  lijst vinden van totemdieren en hun aspecten. Van aap (intelligentie, aanpassingsvermogen, flexibiliteit) tot zwaan (schoonheid), van gans (teamgeest, reizen) tot panter (spieren, kracht, moed). Welk totemdier past het best bij jou? Waarom kies je voor dit totemdier?

Maak een beschrijvende tekst of een kort lied over jouw totemdier. Teken, schilder, plak, knip, klei een beeld van je totemdier. Maak een gezamenlijke tentoonstelling.

Juryrapport schrijven

Schrijf een juryrapport over Het Boek van Bod Pa. Beoordeel thema’s, opbouw en schrijfstijl van het boek. Onderbouw je betoog met argumenten en overtuig je lezer door je argumenten te bewijzen met citaten uit het boek. Vergelijk jouw juryrapport met dat van andere groepsleden.

Lees daarna op www.woutertjepieterseprijs.nl het juryrapport uit 1996, het jaar dat Het boek van Bod Pa bekroond is. Vergelijk jullie juryrapporten met dat van de jury van de Woutertje Pieterse Prijs.

Links    terug naar boven

Reacties naar aanleiding van deze lestips zijn zeer welkom. U kunt ze sturen naar: lestips@woutertjepieterseprijs.nl