door Lieke van Duin en Jos van Hest

Zwart als Inkt

Wim Hofman, 1997

Boek    terug naar boven

Een verhaal van dubbeltalent Wim Hofman kan er bedrieglijk eenvoudig uitzien, maar is altijd meer dan de som van tekst en beeld. Ook Zwart als inkt is het verhaal van Sneeuwwitje en de zeven dwergen is een gelaagd verhaal. Er valt veel bij te associëren en er zijn allerlei verbanden te leggen, zowel met de oerversie als met andere literatuur. Het is met 180 pagina’s vele malen breder uitgewerkt dan het oorspronkelijke sprookje van Grimm.

Alleen al de titel is veelzeggend. Deze verwijst naar één van de drie hoofdkleuren uit het boek: zwart (het haar van Sneeuwwitje), wit (de kleur van haar huid) en rood (haar lippen rood als bloed). Het verhaal is zwart, zegt de titel: tragisch dus, met een hoofdrol voor de dood. Maar het is ook zwart als inkt: de vloeistof waarmee geesteskinderen geboren worden. Het blijft dus bewust fantasie, verzinsel, iets levends.

Bij Hofman is ‘het verhaal van Sneeuwwitje’ ook op te vatten als het verhaal dat het meisje tijdens haar zevenjarig verblijf bij de dwergen zelf schrijft in de vorm van allerlei briefjes. Briefjes aan haar moeder, aan de stoel, de tafel, de kaars, de bromvlieg, de spijker, de wortel, een briefje-in-een-fles, enzovoort. Ook dat is een triest verhaal, door de intense eenzaamheid en verveling die eruit spreekt, en omdat ze nooit een briefje terug krijgt. Ook een briefje aan God – P.S. wat vind je, zal ik naar je toe komen? – blijft onbeantwoord. Maar die inkt, gemaakt uit water, roet en dwergenbloed is tegelijkertijd een soort levenswater, want Sneeuwwitje overleeft wel door te schrijven.

Hofman geeft de personages meer vlees en bloed dan ze in het oorspronkelijke sprookje hebben. Hofmans versie is ook gruwelijker, doordat de jaloerse koningin bij hem niet Sneeuwwitjes stiefmoeder is, maar haar echte moeder: een mooie, jonge, rijke vrouw die haar dochtertje de schuld geeft van de dood van haar man. Geleidelijk verzuurt de moeder, groeit de jaloezie jegens het mooie kind, en wordt ze heksachtiger. Hartverscheurend is dat het argeloze meisje zelf intussen onvoorwaardelijk blijft geloven in de goedheid van haar moeder. Als de jager haar zegt dat hij haar in opdracht van haar moeder moet doden, huilt ze: Je liegt!

Dapper overleeft ze in het bos en ondergaat ze de vele vermaningen van de dwergen: Blijf binnen. / Praat met niemand. / Kruip onder de tafel. / Doe de luiken dicht. / Maak geen rook. / Wees zuinig met inkt. Alsof het oorlog is en Sneeuwwitje ondergedoken zit.

De dwergen, Um, Dwim, Driem, Vurg, tot zeven toe, hebben elk iets eigens: een bijl, een staart, een kookboek of een ijzeren voet. Maar ze vormen ook een collectief: een groep mijnwerkers op zoek naar zilver en goud. Voor Sneeuwwitje zijn ze streng, maar betrouwbaar.

Hoewel de auteur na zijn theologische studie het christendom als geloof achter zich heeft gelaten, is de bijbel voor hem qua beelden en motieven een rijke bron gebleven. Dat blijkt hier voortdurend. Zo wordt de prins bij Hofman een soort Wijze uit het Oosten, die op het moment van Sneeuwwitjes dood een ster ziet vallen en eropaf gaat zonder precies te weten wat dat betekent. Hij vertrekt met een gigantisch gevolg – onder andere een compleet alfabet aan bibliothecarissen – maar moet het meeste daarvan onderweg achterlaten om te kunnen vinden wat hij zoekt. Daaruit spreekt de even boeddhistische als christelijke idee dat je moet loslaten om te kunnen vinden.

Het verhaal is rijk aan symboliek en bevat veel verwijzingen naar de bijbel: de jager drenkt Sneeuwwitjes jurk in dierenbloed om die aan haar moeder te laten zien (zie de broers van Jozef); de heks verleidt Sneeuwwitje met een wurglint en een vergiftigde appel (zie de slang in het Paradijs); ze zegt daarbij: ‘Neem en eet!’ (zie het Laatste Avondmaal); en als de prins bij de koningin/heks langskomt, moet hij haar vertellen waar dat mooie meisje te vinden is, zodat ik ook eens naar haar kan gaan kijken (zie koning Herodes, als de Wijzen uit het Oosten bij hem langs komen).

Voor de toverspiegel is een bijzondere rol weggelegd bij Hofman: deze zegt niet alleen dat Sneeuwwitje mooier is dan haar moeder, maar veel meer; hij houdt de persoon die erin kijkt, letterlijk een spiegel voor. En die spiegel kan niet liegen. De spiegel heeft bij Hofman ook het laatste woord: als de heks gedood is en Sneeuwwitje met haar prins getrouwd, hangt ze de spiegel op in haar kamer en kijkt erin. Goed zo, mooi zo, zegt deze dan. Een soort eind goed, al goed, maar dan alsof het verhaal zo opnieuw kan beginnen, want weer is er een jonge mooie, rijke vrouw die in een spiegel kijkt… Uit het motto van het boek, van T.S. Elliot, blijkt dat Hofman dat ook zo heeft bedoeld: Wat wij zien als begin kan het einde zijn / en met het einde maak je een begin.

Hofman heeft vijf jaar gewerkt aan zijn Sneeuwwitje. Het verhaal, grotendeels geschreven als een episch gedicht, zit dan ook hecht in elkaar. Elk detail heeft een betekenis: van het opspelden van vlinders, het afhakken van kippenpootjes en de slang die in zijn staart bijt, tot vormaspecten als de kleur van de tekeningen: zwart met hier en daar een rode toets.

Het vooroordeel dat sprookjes alleen voor kinderen zouden zijn, wordt door Zwart als inkt ontzenuwd. Het is een literaire kluif van formaat, maar in zo eenvoudige taal geschreven dat ook kinderen ervan kunnen genieten. Geen wonder dat het boek niet alleen de Woutertje Pieterse Prijs kreeg, maar ook de Gouden Griffel.

Leeftijd en (voor-)lezen    terug naar boven

(Voor-)lezen: kinderen met (voor-)leeservaring vanaf acht jaar. Maar ook geschikt voor mavo, havo en vwo. En voor leeskringen van volwassenen!

Geschikte passages om voor te lezen:

  • p. 7-19: inleiding van het verhaal; zegt veel over de relatie tussen Sneeuwwitje en haar moeder, en over de oorsprong van de haat van de moeder jegens haar dochter. Voor middelbare scholieren is het interessant om daarnaast het begin van het oorspronkelijke sprookje voor te lezen.
  • p. 76 vanaf Op een dag, toen de dwergen weg waren… tot p. 83: de briefjes die Sneeuwwitje in haar eenzaamheid schrijft.
  • p. 123 vanaf Ze waren die ochtend in het diepe donker weggegaan. tot p. 132 …maar zij blijft even mooi.’, waarin Sneeuwwitje in de giftige appel bijt.
  • p. 136-147: kennismaking met de prins die Sneeuwwitje gaat zoeken met zijn hele gevolg; zegt veel over zijn karakter. Bij Grimm is dit maar één zin: Maar toen gebeurde het dat er een koningszoon in het woud terechtkwam en naar het dwergenhuis ging om daar te overnachten.

Voor wie verder wil lezen    terug naar boven

  1. Sneeuwwitje (oorspronkelijke sprookje) in: Alle sprookjes van Grimm, met illustraties van Philip Hopman, Van Holkema & Warendorf, 2001, p. 217-224. En in: Grimm, volledige uitgave, met illustraties van Charlotte Dematons, Lemniscaat 2005, p. 165-170. Beide met aantekeningen bij elk sprookje.
  2. Wim Hofman: Van Aap tot Zip, Querido 2006. Prachtige dikke bundel verhalen, gedichten en tekeningen, die een goed beeld geeft van de veelzijdigheid van deze veelgelauwerde auteur. Onder meer het sprookje De jongen die op reis ging om te leren griezelen in twintig prenten, en Sneeuwwitje, Hans en Grietje, Assepoester en Klein Duimpje in vier prenten.
  3. Wim Hofman: Klein Duimpje, Moon Press, 1991. Ook in deze sprookjesbewerking (helaas niet opgenomen in Van Aap tot Zip) gaat het om het gesol van volwassenen met kinderen. Een poëtisch en beklemmend verhaal, nog angstaanjagender dan het oorspronkelijke sprookje van Perrault. Het eindigt echter moedgevend, want Klein Duimpje en zijn broertjes en zusje keren niet terug naar huis maar gaan hun eigen weg.
  4. Sneeuwwitje door Jacques Vriens, in Grootmoeder, wat heb je grote oren…, p. 64-77, Van Holkema & Warendorf, 1996. Jacques Vriens vertelt in dit boek en in O, mijn lieve Augustijn… sprookjes na op zijn eigen manier. Bij Sneeuwwitje bedenkt hij een ander slot dan in het origineel: hij laat de koningin-stiefmoeder de spiegel tenslotte in duizend scherven gooien, waarbij één scherf de koningin doodt.
  5. Peter van Gestel: Prinses Roosje, met prenten van Peter van Hugten, Moon Press, 1994. Eigenzinnige bewerking van Doornroosje, waarbij de auteur op verschillende manieren speelt met zwart en wit. Dat begint al bij Roosjes moeder die als kind erg goed kon schaken, maar dat opgaf voor de koning met wie ze ging trouwen. De auteur varieert op traditionele en moderne man/vrouw-verhoudingen. Zo is de prins op het witte paard geen macho maar een stotterende, zwart bemodderde jongen.
  6. Imme Dros: De wolf die tegen water praatte, met prenten van Harrie Geelen, Moon Press, 1991. Het sprookje over Roodkapje verteld vanuit het perspectief van de wolf, die hier meer een eenzame zonderling dan een onsympathiek beest is.
  7. Sneeuwwitje, de animatiefilm van Walt Disney uit 1937, geregisseerd door David Hand, vanaf 2001 ook op dvd. De film kreeg een Oscar en een prijs op het filmfestival van Venetië. Let op: er zijn goedkope nepedities van deze film in de handel!
  8. Achtergrondinformatie: Ton Dekker, Jurjen van der Kooi en Theo Meder: Van Aladdin tot Zwaan kleef aan, Lexicon van sprookjes: ontstaan, ontwikkeling, variaties, SUN, 1997.

Groepsgesprek over het boek    terug naar boven

I. bovenbouw basisschool

Laat de kinderen eerst spontaan op het boek reageren. Ga dan vragen stellen:

  • Wat vind je leuk aan het boek? Of mooi? Of goed?
  • Wat vind je niet leuk? Of niet mooi? Of niet goed?
  • Wat vind je moeilijk aan het boek? Of vreemd?
  • Wat vind je van deze manier om het sprookje van Sneeuwwitje te vertellen? Is het zo nog wel een sprookje? Waaraan herken je een sprookje? Zijn sprookjes voor kleine kinderen? Is dit een verhaal voor kleine kinderen? Zouden kleuters dit begrijpen? Wat begrijpen kleuters wel? En wat niet, denk je? Staan er dingen in die je te eng vindt voor kleuters? Hoe oud moet je zijn om die enge dingen wèl te lezen?
  • Zie je dingen (patronen of stramienen) die steeds terugkomen? In het gesprek kunnen dan antwoorden aan de orde komen als: de kleuren rood-wit-zwart, korte regels die op dichtregels lijken, witregels, briefjes, lijstjes en opsommingen, tovenarij, bijgeloof, vreemde woorden, tekeningetjes die een soort tekentjes zijn.
  • Ook aspecten rondom vorm en opbouw/structuur: Is het verhaal alleen een uitgebreide vorm van het sprookje van Grimm, of is het ook anders? Heeft het boek hoofdstukken? Zo ja, waar zie je dat aan? Merk op: vaak ziet het eruit als poëzie, soms als proza.
  • Passen de tekeningen bij het verhaal? Vertellen de tekeningen het verhaal van Sneeuwwitje net zoals de woorden dat doen, of anders? Hoe verschillend of hetzelfde zijn de tekeningen? Let op formaat, kleur, gedetailleerdheid, zijn ze simpel of ingewikkeld, is er veel of weinig op te zien, zie je meteen wat het is of is het een geheimzinnig tekentje?
  • Vind je dat andere kinderen of volwassenen dit boek ook moeten lezen?

II. mavo/havo/vwo

Zie bovenstaande punten. Maar u kunt dieper ingaan op de structuur van het verhaal, en op patronen en stramienen:

  • Wat zijn belangrijke verschillen met het oorspronkelijke sprookje? (o.a.: bij Hofman is er sprake van een biologische moeder, tegenover een stiefmoeder in het origineel; het verhaal van de koningszoon is veel uitgebreider; personages én spiegel krijgen meer karakter; de koningszoon moet gelouterd worden voordat hij de prinses vindt; in het origineel moet de jager de longen en de lever van Sneeuwwitje aan de stiefmoeder geven, maar bij Hofman geeft hij de met bloed doordrenkte jurk aan de moeder.)
  • Talloze verwijzingen naar de bijbel. (Zie ‘Boek’.)
  • Waar komen bepaalde motieven terug, bijvoorbeeld bloed (bloeddruppels op p. 14 en menstruatiebloed op p. 86-87) en slang (p. 6, 11, 16, 32, 110, 118). Een ander motief is de inkt, gemaakt van water, roet en dwergenbloed (titel, p. 66/67, 77), voor Sneeuwwitje een voorwaarde om in leven te blijven.
  • Let op het verband tussen het ringetje van de slang die in zijn eigen staart bijt (p. 11), het begin en eind van het boek, en het motto.

 Spelregels en tips

  • De leerkracht heeft een open houding: er is niet één waarheid, één oplossing of één goed antwoord. Een gesprek kan juist opbloeien door de diversiteit aan meningen en interpretaties.
  • De leerlingen moeten het boek goed kennen. Ze kunnen hun mening dan uitleggen aan de hand van fragmenten uit het boek.
  • Er zijn meer vragen mogelijk; elke leerkracht ontwikkelt daarin zijn of haar eigen stijl.
  • Zet de antwoorden van de kinderen in steekwoorden op het bord.
  • Alles mag gezegd of opgemerkt worden. Niets is gek of stom. Geef de leerlingen het gevoel dat hun antwoord belangrijk is.
  • Iedereen luistert naar elkaar. Er wordt niet door elkaar heen gepraat.
  • Stel geen gesloten vraag waarop maar één antwoord mogelijk is. Vraag liever: ‘Hoe bedoel je dat?’, ‘Kun je daar een voorbeeld van geven?’, ‘Waarom vind je dat?’ of ‘Vertel eens…’.
  • Laat het gesprek niet langer duren dan nodig. Het ene boek geeft meer gespreksstof dan het andere.
  • Deze manier om een groepsgesprek te voeren werkt het best als er regelmatig op deze manier met elkaar wordt gepraat. Dan raken de leerlingen eraan gewend en gaan ze het leuk vinden om op ontdekkingsreis te gaan in een volgend boek.
  • Deze aanpak is gebaseerd op verschillende inspirerende boeken: Aidan Chambers: Vertel eens en De leesomgeving, Biblion, Den Haag 2001, en Jan van Coillie: Leesfeesten en boekenfeesten – Hoe werken (met) kinder- en jeugdboeken?, NBD/Biblion, Den Haag 2007.

Praten    terug naar boven

De meeste van deze gespreksonderwerpen kunnen in de bovenbouw van de basisschool aan de orde komen. Veel thema’s zijn echter ook geschikt om in het voortgezet onderwijs, in de brugklas en in hogere leerjaren, aan de orde te stellen. Afhankelijk van leeftijd, inzicht, nieuwsgierigheid en ervaring kunnen kinderen zelf aangeven hoe diep ze op een bepaalde thematiek in willen gaan.

Over sprookjes

Er was eens
in een land met bergen en bossen
een vrouw. (p.7)

Zo begint het sprookje van Sneeuwwitje door Wim Hofman. Praat met elkaar over sprookjes, over hoe ze (meestal) beginnen, over hoe ze (meestal) eindigen. Welke sprookjes ken je? Lopen sprookjes altijd goed af? Wat maakt een verhaal tot een sprookje? Zijn sprookjes kinderachtig? Zoet? Wreed? Griezelig? Een gesprek over De Efteling, sprookjes uit andere culturen, de diepere betekenis van sprookjes. Hoe oud moet je zijn om dit boek van Hofman te (mogen) lezen?

Over de moeder van Sneeuwwitje

Ze voelde hoe zure spijt en jaloersheid
haar langzaam vergiftigden
en daar was ze blij om,
en ze lachte hard en graag
om het afschuwelijke plan
dat tegen de ochtend
bij haar opkwam. (p. 25)

In het verhaal van Wim Hofman is de boze koningin Sneeuwwitje’s eigen moeder. In het oorspronkelijke sprookje is het haar stiefmoeder. Praat samen over dat verschil. Wat vind je erger? Welke moeder begrijp je beter?

Aan het eind van het verhaal wordt de (stief)moeder van Sneeuwwitje wreed gestraft. Wat vind je erger: dat zoiets met een stiefmoeder gebeurt of met een moeder? Wat zou Sneeuwwitje ervan vinden dat haar eigen moeder zo’n wrede doodstraf krijgt? Kun je ooit nog wel gelukkig zijn als je eigen moeder op zo’n manier ter dood is gebracht?

 Over geheimzinnige toverboeken

In het boek van Kitab al Diryac staat alleen
iets over de Bezoarsteen die uit de buik
van een dier komt. Daar kun je gif mee wegzuigen. (p. 127)

De dwergen zoeken naar een tegengif om Sneeuwwitje weer tot leven te wekken. Google Kitab al Diryac. Wat is dat? Uit welk land komt het? En wat is een Bezoarsteen? Vertel elkaar wat je hebt gevonden. Wat voor een soort boek zal de Kitab al Diryac waarschijnlijk zijn? Wat zegt het over de dwergen dat zij zulke boeken lazen?

Over de briefjes van Sneeuwwitje

Ze vulde haar leven
met briefjes, maar
haar leven was
een lege bladzijde. (p. 99)

Vertel elkaar wat je het grappigste briefje van Sneeuwwitje vindt en lees het voor. En het treurigste? Bedenk samen minstens drie redenen waarom Sneeuwwitje al die briefjes schrijft. Wat is haar belangrijkste reden, denk je? Sneeuwwitje krijgt nooit antwoord, niet van de spijker en niet van God. Toch gaat ze door met briefjes schrijven. Waarom, denk je?

Over de slang en de appel

Ze schoof de nieuwe ring aan haar vinger
en keek naar het kronkelende slangetje
en naar de fonkelende gele oogjes. (p. 11)

Ga in het boek op zoek op welke bladzijde in tekst en/of beeld een slang voorkomt. Soms is het een slang in een potje, soms een slang die in zijn eigen staart bijt. Praat met elkaar over associaties die je hebt bij het begrip ‘slang’. Staat de slang symbool voor iets?

Tussen de bladeren stonden Adam en Eva

bij een blauwe boom met rode appeltjes. (p. 16)

Ga ook op zoek naar alle teksten en beelden over appels in het boek. Vertel elkaar je vondsten en je associaties. Hebben slang en appel iets met elkaar te maken?

Over de prins

Toen geschiedde het eens dat een koningszoon in het bos terecht kwam en bij het dwergenhuis kwam om daar te overnachten.

In het oorspronkelijke sprookje staat alleen deze zin over de tocht van de prins. Wim Hofman doet over de komst van de prins meer dan dertig bladzijden.

Wat maakt dat voor verschil, behalve in aantal woorden? Wat kom je bij Hofman allemaal te weten over de prins? Wordt zijn verhaal daardoor anders dan het oorspronkelijke sprookje? Welke versie heb je liever?

Over weggooien en loslaten

De spullen die ze niet meer nodig hadden
of niet meer konden dragen, gooiden ze in het meer.
Het slokte alles op, de potten en pannen,
koffiepotten, schoenen, hamers, lampen,
kisten met kralen en flesjes en ringen,
het kleedje met SLAAP WEL. (p. 151)

De prins vertrekt met een gigantisch gevolg, met dienaren, dieren, kisten vol spullen. Hoe verder de reis, hoe minder hij nodig heeft. Ga samen in het verhaal na wat de reizende prins allemaal weggooit, terugstuurt of achterlaat. Wat heeft hij nog als hij zijn uiteindelijke doel bereikt? Wat zou de betekenis zijn van dat uitgebreide zoekavontuur? Of is het alleen maar een grappig verhaal?

Praat met elkaar over spullen weggooien en loslaten. Is die rijke prins niet erg onverantwoordelijk bezig door bijna zijn hele hebben en houden in het water te dumpen? En is het niet makkelijk om dure spullen weg te gooien als je toch rijk bent? Of zit er iets anders achter?

Doen    terug naar boven

De meeste van deze suggesties kunnen in de bovenbouw van de basisschool worden uitgevoerd. Veel opdrachten zijn echter ook geschikt om in het voortgezet onderwijs aan te bieden, en niet alleen in de brugklas. Afhankelijk van leeftijd, inzicht, nieuwsgierigheid en ervaring kunnen kinderen zelf aangeven hoe intensief ze met een bepaalde opdracht bezig willen zijn.

Lievelingsboek lezen

Haar lievelingspop was Kleine Prins.
Gouden haren had hij
en zwarte slofjes met aan de punten
zilveren belletjes. (p. 23)

De lievelingspop van Sneeuwwitje heet Kleine Prins. Er bestaat ook een boek met de titel De Kleine Prins. Het is een modern sprookje uit 1946 voor kinderen en volwassenen, inmiddels een klassieker geworden, geschreven door de Franse auteur Antoine de Saint Exupéry. Lees dit boek! Misschien heeft de Sneeuwwitje van Wim Hofman dit boek ook gelezen en komt ze zo op de naam voor haar pop. Vergelijk de beschrijving en de tekening van Kleine Prins in het boek van Hofman met die in het boek van De Saint Exupéry.

Fantasievergif maken

Ziek en doodgaan kon je van vergif, dat wist ze
uit de boeken. Ze las over schorpioenen, wespen
en slangen die gif in je ogen konden spuwen,
zodat je blind werd, over pofadders met hun dikke
koppen, over tropische duizendpoten en steenvissen
met hun giftige stekels. In een potje had ze
paternosterboontjes: roodzwarte zaadjes
zo groot als de nagel van een kinderpink.
Een half boontje was genoeg
om al je bloed te laten klonteren.
Scheerlingpoeder had ze, pijlgif, dodelijke
paddestoelen, zwartgroen hout
met giftige splinters. Doosjes
met papegaaisnavels en kraainagels,
zaadkorreltjes van de doornappel, gedroogde
apennavelstrengetjes, busjes met hiplichten,
teerbloed, stinkend mierzuur, konijnine,
broodwratten, bloedpoeders, geest van zout. (p. 116-117)

Dit stukje gaat over fantasievergif met gekke, griezelige, grappige woorden: enge dieren en planten (schorpioenen en doornappels), rare en nieuwe woorden (apennavelstrengetjes en hiplichten), woorden waarin klinkers terugkomen (bloedpoeder, papegaaisnavels en kraainagels), woorden die klinken als een eng medicijn (konijnine).

Schrijf een stukje van maximaal tien regels over fantasievergif en de werking daarvan. Plak daarvoor bestaande woorden aan elkaar tot nieuwe woorden. Laat klinkers of medeklinkers terugkomen. Maak gebruik van stukjes uit namen van medicijnen.

Namen voor de dwergen bedenken

Om de beurt, de volgorde was niet moeilijk:
na Um kwam Dwim,
dan Driem, dan Vurg en Phuuf, Seinx en Zvem.
Want zo waren de namen van die dwergen:
Um
Dwim
Driem
Vurg
Phuuf
Seinx
Zvem. (p. 52)

Waarom is de volgorde van de namen van de dwergen niet moeilijk? Leer ze uit je hoofd!

In de film over Sneeuwwitje van Walt Disney heten de dwergen in Nederlandse vertaling achtereenvolgens: Doc, Grumpie, Dommel, Niezel, Giegel, Bloosje en Stoetel.
In het Sneeuwwitje-verhaal van Jacques Vriens heten ze gewoon: de oudste, de jongste, de dikste, de dunste, de grootste, de kleinste en de liefste.
In het sprookje van Grimm hebben ze geen namen.
Welke rijtje dwergennamen vind jij het leukst? Welk rijtje is het makkelijkste te onthouden? Welke namen passen het meest bij de dwergen?

Bedenk zelf zeven nieuwe dwergennamen en schrijf ze op. Vergelijk jouw rijtje met dat van een ander kind.

Bedenk hoe de dwergen zouden kunnen heten in het Turks, het Arabisch of in een andere taal.

Sokken aan een waslijn hangen

Dit zijn de sokken van de zeven dwergen aan de waslijn.

Maak een kopie van de tekening. Schrijf bij elke sok de naam van de dwerg van wie de sok is. Vergelijk daarna jouw tekening met namen met die van een ander kind uit de groep. Vertel elkaar hoe je hebt gedacht en wat je is opgevallen.

Hang in de klas met knijpers aan een waslijn door elkaar de dertien versleten sokken van de zeven dwergen op. Maak er een digitale foto van.

Sprookjesgedicht schrijven

Maar hij vergat
Maar hij vergat haar te kussen
en toen hij het kasteel verliet was het stil
achter hem,
de lucht was grijs,
de rozenhagen hoog en stijf,
er scharrelden wat mussen rond,
maar hij had haast, wist niet waarom,
en toen iemand hem staande hield en vroeg
of het al donker was
wist hij dat ook niet
en zei dat het waarschijnlijk nog licht was
en dat hij het zelden mis had
en reed toen door.
Thuisgekomen werd hij bestormd: ‘En?
’Heb je haar gekust?’
‘Ach,’ zei hij, ‘dat ben ik vergeten,’ sloeg zich
voor zijn hoofd.
Maar toen hij terugkwam, spoorslags,
was het kasteel verdwenen, of was er nooit geweest,
en hij kwam niemand tegen, de geur van rozen
was hij kwijt.

Dit gedicht van Toon Tellegen komt uit zijn bundel Alleen liefde (Querido, 2002). De dichter varieert op het bekende sprookje van Doornroosje waarin de prins het meisje na een honderdjarige slaap wakker kust. Bij Tellegen loopt het sprookje totaal anders af. De prins vergeet iets te doen wat hij in het sprookje geacht wordt te doen.

Denise Linthorst (15 jaar) schreef, geïnspireerd door Doornroosje en Toon Tellegen, een ander gedicht:

Doornroosje sliep
nee, ze lag te denken
in haar mooie blauwe japon
over wat de prins had gedaan
waarom moest hij dat nou doen?
waarom had zij het toegelaten?
waarom had zij geen condoom gepakt?

Schrijf een gedicht naar aanleiding van het verhaal van Sneeuwwitje maar verander daar iets aan. Laat bijvoorbeeld de koningin per ongeluk haar eigen giftige appel opeten. Of in het huis wonen geen zeven dwergen maar zeven vriendinnen. Of de jager kent geen medelijden en doodt het meisje wel. Laat het verhaal op een dergelijke manier ‘kantelen’. Gebruik de naam Sneeuwwitje in je gedicht niet. Toon Tellegen doet dat evenmin met de naam Doornroosje. Je gedicht kan er spannender door worden.

Toverspiegel maken

Steeds als ze voor de spiegel stond
praatte ze met hem
alsof hij haar beste vriend was.
Alles zei ze tegen hem en ze vroeg hem van alles
en nog wat.
Hij antwoordde steeds eerlijk,
want liegen kon die spiegel niet. (p. 10)

Knip uit aluminiumfolie de vorm van een spiegel: rond, ovaal of rechthoekig. Plak de foliespiegel op een tekenvel. Teken om de spiegel een indrukwekkende lijst. Een lijst met veel krullen of tierelantijnen. Of een lijst van takken met blaadjes en vogels. Of eentje met engelenkopjes en sterren. Schrijf er een vraag onder die je aan de spiegel wil stellen. Elke vraag kan, als het maar niet de vraag van de moeder van Sneeuwwitje is. Laat de spiegel antwoorden.

Maak samen een tentoonstelling van toverspiegels die antwoord geven op allerlei vragen.

Rood en zwart zoeken

Zoek in het boek de grootste vlek rood. En de kleinste.

Wat is de bladzijde met het meeste zwart?

En wat is figuurlijk ‘de zwartste bladzijde’ van het verhaal?

Kies uit het verhaal van Sneeuwwitje een fragment en maak er een rode tekening bij met één zwart detail. Of een zwarte tekening met één rood detail.

Sterrenbeelden tekenen

     

Hij zag de Grote Beer die volgens de sterrenkundige Al Sufi een wagen was met vier wielen die door drie paarden werd getrokken. (p. 136-137)

Sterrenkundigen zagen vroeger allerlei beelden in groepjes sterren. Daar bedachten ze namen voor. Zo hebben de sterrenbeelden van de dierenriem hun namen gekregen:

Kies een sterrenbeeld uit en zet op een groot tekenvel de punten van de sterren.

Maak daarna van je sterrenbeeld een tekening die bij de naam past. Laat je inspireren door Wim Hofman met zijn tekening van de Grote Beer.

Van een sprookje een strip maken

Zwart als inkt is het verhaal van Sneeuwwitje in 180 bladzijden. Schrijver en tekenaar Wim Hofman kan het ook heel kort: in vier plaatjes met een rijmpje eronder.

  De jager brengt haar in een bos
  Daar mag Sneewwitje tenslotte los.
  Hij grijpt zijn mes, dat is maar even.
  Zij mag toch langer blijven leven.

  In het huisje van de zeven dwergen
  Kan zij zich een tijd verbergen.
  Dan komt de heks met kam en lint.
  Dood, ja dood moet het arme kind.

 

  De heks ziet groen en geel van nijd,
  Is een en al verdorvenheid.
  Ze geeft een appel aan Sneeuwwitje.
  Die bijt, valt dood, stikt in het pitje.

  De prins zoekt al zo lang een bruid.
  Het appelpitje floept eruit.
  De heks die zal nog moeten boeten
  Met hete schoenen aan haar voeten.

Teken Hans en Grietje, Klein Duimpje of Roodkapje in vier prentjes. Bedenk eerst wat de vier belangrijkste gebeurtenissen uit dat sprookje zijn. Schrijf die op in vier zinnen.

Teken die gebeurtenissen in rechthoeken van 9 bij 11 centimeter. Samen vormen die de strip. Schrijf de zinnen onder de plaatjes. Misschien kun je er een rijmpje van maken. Als je de tekst ín de tekening wilt zetten, maak de rechthoeken dan iets groter.

Vergelijk jouw sprookjesstrip met die van kinderen uit je groep. Je kunt hem ook vergelijken met die van Wim Hofman; ze staan in zijn boek Van Aap tot Zip.

Briefjes schrijven

Briefje aan een spijker in de muur

Hoi, spijker in de muur.
Je bent roestig en je bent krom.
Heb je op je kop gekregen?
Hoe lang zit je daar al?
Was het zo erg?
Blijf je zo zitten?
Dan moet je het zelf maar weten.
Zal ik iets aan je hangen?
Dit briefje?
Nee?
Ook goed.

Je moet het zelf maar weten,
kniesoor.
S.    (p. 81)

Sneeuwwitje schrijft brieven aan dingen (aan een spijker in de muur, aan een tafel, aan een wortel, aan bruine bonen), aan dieren (een bromvlieg, een soepkip), aan alles en iedereen (aan de avond, aan haar moeder, aan niemand, aan God).
Kies een ding uit het klaslokaal, je kamer of je broekzak en schrijf daar een kort briefje aan. Kijk hoe Sneeuwwitje dat doet en kom zo op ideeën. Ze schrijft korte briefjes met korte zinnen, stelt veel vragen en doet net of het ding een mens is.

Teken een wolk en schrijf in de wolk een brief aan een wolk.

Teken een boom en schrijf in de boom een brief aan een boom.

Schrijf in rood een briefje aan de kleur rood.

Schrijf in zwart op zwart papier een briefje aan de nacht.

Schrijf op een stukje hout een brief aan je tafel.

Schrijf op een lapje een brief aan een handdoek.

Schrijf een briefje aan snippers, verscheur de brief en plak de snippers op.

Schrijf een briefje met veel o’s aan knopen en plak op iedere o een knoop.

Schrijf een briefje aan een fles en stop het in een fles.

Bedenk allerlei andere ideeën voor wonderlijke briefjes en voer ze uit.

Maak een gezamenlijke briefjestentoonstelling.

Brief aan God schrijven

Almachtige God,
ik heb gehoord dat je alles gemaakt hebt:

  1. de wereld
  2. het bos
  3. dit huis met de deur en het raam en de kromme
    schoorsteen en het zand dat op de vloer ligt en de spinnen
    en miertjes en de stoel en de tafel en de bezem en de kook-
    potjes en het licht van het raam en het licht van de zon en
    het licht van de maan en het licht van de sterren en het
    licht op het water en het licht op de bomen en al het licht
    wat er is en
  4. dit papier waarop ik schrijf en de inkt van roet en
    bloed en water en de pen die ik sneed uit een takje. Ermee
    schrijven gaat langzaam. Ik heb toch niets te doen en ik
    ben alleen. Je weet wel wat dat is. Je weet toch alles. Ik
    hoef je niet eens een brief te schrijven. Die heb je toch al
    gelezen.

P.S. Wat vind je, zal ik naar je toe komen? (p. 172)

Dit is de brief die Sneeuwwitje aan God schreef.
Schrijf ook een brief aan God. Een brief met allerlei vragen, gedachten, wensen, ideeën. Geloof je niet in God? Geen probleem. Dan schrijf je een brief aan God in wie je niet gelooft.

Houd een voorleesronde waarin iedereen zijn of haar brief aan God voorleest.

Portret van vlek maken

Dit is het hoofd met staart van dwerg Dwim.
Maak een portret van jouw dwerg Dwim. Laat een druppel inkt of verf vallen op een tekenblaadje. Houd het blaadje een beetje schuin en laat de inkt of verf wat uitlopen. Je kunt de inkt of verf ook een richting op blazen. Maak van de vlek met uitloper een portret met staart. Maak zo een aantal portretten van Dwim, schrijf zijn naam en het nummer van de tekening erbij. Kies het beste portret uit. Schrijf er een zin uit het boek bij.

Gedicht bij een tekening schrijven

Deze tekening staat op bladzijde 115. Je kunt er niet meteen aan zien wat het is. Dat heeft zijn voordeel: je kunt het zelf bedenken. Maak van deze tekening een kopie of een print.

Geef de tekening een titel en schrijf die op.
Draai de tekening een kwartslag, bekijk hem dan, geef hem een andere titel en schrijf die op.
Draai de tekening weer een kwartslag, kijk en schrijf weer een titel op.
Draai de tekening zo weer een keer door, nog een titel verzinnen en opschrijven.

Bekijk de tekening alsof je van grote hoogte naar beneden kijkt. Wat zie je? Schrijf je titel op.

Bekijk je tekening alsof het een detail is van een grotere tekening. Schrijf je titel op.

Maak van je titels een vreemd lijstjesgedicht. Het is een opsomming van titels: per titel twee regels. In de eerste (korte) regel schrijf je wat het is, bijvoorbeeld De letter E met twee ogen. In de tweede (korte) regel vertel je er wat meer over op een beeldende manier: Ze zien de golven van de zee. Ga niet rijmen. Probeer wel klinkers of medeklinkers te laten terugkomen.

Tekening van een tekening maken

Deze tekening staat op bladzijde 179. Maak een kopie of een print. Knip de tekening uit en plak hem op een tekenvel. Bekijk je tekenpapier van allerlei kanten en stel je voor dat de figuur een onderdeel is van iets groters. Teken wat je hebt bedacht op het papier en maak zo de tekening af. Geef je tekening een titel van meer dan twintig woorden: Dit is een tekening van een … die… met/op/in/door…

Sprookje schrijven vanuit een ander personage

Er was eens een wolf die tegen water praatte.

Hij stond elke dag wel een paar uur bij de vijver in het bos en hield lange verhalen. Dan staken de vogels de gek met hem en kleine knaagdieren deden wedstrijden in wie er het dichtst bij de Wolf durfde te komen.

Ze slopen tot aan zijn staart, tot naast zijn achterpoten, tot onder zijn buik. De Wolf merkte nooit iets van het gegniffel in de takken en het geritsel in het gras. Hij was te diep in gesprek met de vijver.

Zo begint De wolf die tegen water praatte, waarin Imme Dros het sprookje van Roodkapje vertelt vanuit het perspectief van de wolf.

Herschrijf een deel uit Sneeuwwitje vanuit het perspectief van een bepaald personage, bijvoorbeeld vanuit de (stief-)moeder, een dwerg, de jager, een vogel die alles ziet gebeuren of vanuit het gezichtspunt van het huis van de dwergen.

Je fragment is niet langer dan één A4tje. Het kan op de manier zoals Imme Dros het deed. De wolf is bij haar een ‘hij’. Ze had er ook een ikverhaal van kunnen maken: dan is de wolf een ‘ik’.

Links    terug naar boven

Lieke van Duin en Jos van Hest

Reacties naar aanleiding van deze lestips zijn zeer welkom. U kunt ze sturen naar: lestips@woutertjepieterseprijs.nl