Terug

Juryrapport Woutertje Pieterse Prijs 2001

 

Vandaag wordt voor de veertiende keer de Woutertje Pieterse Prijs voor Jeugdliteratuur uitgereikt. Deze prijs is met zijn FL 25.000,- op zijn minst financieel gezien de meest belangrijke die binnen het Nederlandse taalgebied voor jeugdliteratuur beschikbaar is. Krachtens het Reglement dient de prijs te gaan naar het jeugdboek dat temidden van de oogst van het juist afgelopen kalenderjaar – in dit geval het jaar 2000 – naar de mening van de jury het meest indruk maakt. Daarbij spelen ook aspecten van vormgeving een rol, al ligt het zwaartepunt van de beoordeling bij de literaire kwaliteiten van de tekst, in welk verband het reglement een extra voorkeur uitspreekt voor een jeugdboek met vernieuwende allure.

De jury kreeg 127 inzendingen te beoordelen (meer dan ooit), die zoals te verwachten viel zeer uiteenlopend waren. Omdat het schootsveld van de Woutertje Pieterse Prijs het complete terrein van het kinder- en jeugdboek omvat, loopt de doelgroep van de boeken uiteen van peuters voor wie lezen nog slechts kijken en luisteren is tot en met bijna volwassen jongeren, die in Nederland zoals bekend de meest opgeschotenen ter wereld zijn, in elk geval in lijfelijke zin. De hoofdfiguren van de ingezonden boeken variëren aldus van Dikkie Dik tot en met Bod Pa; de boeken zelf van poezelige plaatwerken tot en met  paperbacks waarin minstens de helft van het maatschappelijk leed van hedendaags Nederland is ingenaaid.

Natuurlijk zijn er ook grote verschillen in kwaliteit –  maar het eerste dat gezegd mag worden is dat de oogst van dit jaar gemiddeld een redelijk goed niveau had. In dit verband zij even een zijstapje gemaakt naar vergelijking met de grote Libris Literatuur Prijs, waarvan de jury – althans volgens de ervaring van een onzer – een zelfde methodiek en waarderingsschaal pleegt te hanteren als die van de Woutertje Pieterse Prijs. In de Librisjury werden beduidend meer boeken reeds in de eerste ronde weggestemd dan bij de Woutertje Pieterse Prijs. Misschien zijn uitgevers ten aanzien van het Nederlandse jeugdboek toch wat selectiever dan ten aanzien van de zogenaamd grote literatuur; selectiever tenminste wat hun inzendingen voor prijzen betreft, en wie weet zelfs ten aanzien van het publiceren als zodanig? De vormgeving zou echter, over het geheel genomen, de fantasie wel wat meer aan het werk mogen zetten.

Verder viel op dat zich temidden van de inzendingen voor de Woutertje Pieterse Prijs dit jaar nogal wat goede debuten bevonden. Dat is natuurlijk zeer verheugend, en geeft hoop dat de klinkende namen van de welbekende grootmeesters van het Nederlandse jeugdboek niet zonder opvolgers hoeven te blijven. Tenslotte wil de jury in meer algemene zin graag haar waardering uitspreken voor het hoge gehalte van de inzendingen uit Vlaanderen, vaak bij Vlaamse uitgevers gepubliceerd en verzorgd uitgegeven.

Maar behalve positief moest onze jury uiteraard vooral ook streng zijn – en zo bleven temidden van die 127 inzendingen uiteindelijk welgeteld 13 boeken over die de uitverkoren groep uitmaakten. Het indringende gesprek over dit dertiental spitste zich vervolgens toe op vier boeken die naar het oordeel van de jury de prijs voluit zouden verdienen. Indien de Woutertje Pieterse Prijs, net als de welbekende grote literaire prijzen, zou werken met nominaties, was er gelegenheid geweest alle vier deze boeken uitvoerig voor het voetlicht te brengen. Hoewel zij niet meer mag doen dan uit de 127 boeken een enkelvoudige winnaar aanwijzen, heeft de jury er behoefte aan de drie andere boeken van dit viertal toch elk althans in één zin met ere te vermelden – ook al omdat de keuze tussen deze vier ons heel wat hoofdbrekens gekost heeft, en het wat ons betreft niet aangaat om de drie die zo dicht bij de prijs kwamen eenvoudig tot de anonimiteit van niet-bekroonden te veroordelen.

Wij noemen de schrijvers in alfabetische volgorde, en bevelen hun boeken, evenzeer als straks dat van de winnaar, graag ter lezing aan.

Ingrid Godon, met woorden van André Sollie: Wachten op Matroos: Een poëtisch, gelaagd verhaal over het wachten op een geliefde, met expressieve, melancholieke prenten die een onmiskenbare oerkracht uitstralen, in een authentieke, verfijnde vormgeving.

Gerben Graddesz Hellinga, De weg naar Suckersville: het aanstekelijke en met vaart vertelde verhaal van een jongen die als underdog de bedriegers bedriegt, waarbij Hellinga erin slaagt een toon te treffen die de rauwe wereld van het 19-de eeuwse Amerika verrassend dicht bij het heden brengt.

Anton Quintana, De hemelruiter: Een boeiende roman, spelend in Mongolië in de tijd van Marco Polo, over goed en kwaad, woestheid en oorspronkelijkheid, waarin sjamanistische mythen knap verweven zijn met de alledaagse trivialiteit.

Zoals gezegd: deze drie boeken behoren naar de mening van onze jury tot het beste dat het afgelopen jaar aan Nederlandstalige jeugdboeken heeft opgeleverd, en wij wensen ze veel geboeide lezers toe. Maar tenslotte is, na lastige afweging, als prijswinnaar toch de auteur van een vierde boek gekozen.

Het gaat om een hartverwarmende bundel verhalen met autobiografische trekken uit de jeugd van de auteur. De ik-figuur is de jongste van zeven kinderen, en door de ogen van die benjamin kijkt de lezer naar het gezin. De kinderen, allen jongens, trekken veel gezamenlijk op en halen veel ouderwets spannend kattenkwaad uit. Omdat geen van de broers in de verhalen een naam heeft, ze zich vaak uniform gedragen en het gezin veilig, hecht, warm en harmonisch oogt, zouden ze gemakkelijk als een amorfe massa kunnen overkomen. Maar nee, steeds is de ene broer net iets vindingrijker, sneller, aardiger, wraakzuchtiger of leidinggevender dan de ander. Eén keer zijn ze wel één, maar dan ook nadrukkelijk, en plastisch, op het surrealistische af:

‘Mijn broer zei dat we samen sterk waren, en dat was prettig om te horen. Niemand voelde zich een held in z’n eentje. Ons vlees groeide ter plekke aan elkaar, zodat we op den duur als één broer onder de tafel zaten, en met ingehouden adem het donker in tuurden.’

Opmerkelijk is dat de ik-figuur, de jongste, er vaak buiten staat, omdat hij nog zo klein is (hij wordt zeven in het boek), tegen de anderen opkijkt, en zo graag wil kunnen wat zij ook kunnen.

‘Tss, deden ze allemaal tegelijk, om me het gevoel te geven dat ik nog veel moest leren, heel veel zelfs, eigenlijk nog alles.’

Maar omdat hij onbevangener is, slaat hij soms toch de spijker op zijn kop, bijvoorbeeld als hij zegt dat de zeilboot die ze met z’n allen gekocht hebben van hun zakgeld, een Optimist, eigenlijk maar klein is. De broers, die zich al hele zeebonken voelen, zijn verontwaardigd over deze kritische noot, en voor straf mag de jongste er niet in. De broers zelf natuurlijk wel, maar prompt zinkt het bootje en alle zes gaan kopje onder.

Het is geen makkelijk genre, het autobiografische verhaal. Vaak valt een auteur voor de verleiding  zich te buiten te gaan aan details die slechts tussen de schuifdeuren de moeite waard zijn. Bij dit boek is hiervan geen sprake: de auteur houdt ruimschoots afstand tot het werkelijk gebeurde; hij kiest, geeft vorm, stroomlijnt, structureert, stileert, vergroot uit, interpreteert, reflecteert.

De gebeurtenissen zijn op zich niet bijzonder. Het is de pen van de auteur die ze bijzonder maakt: droog, met een weldadig milde ironie en vaak in prachtig beeldende zinnen; ontroerend, maar zonder een greintje sentiment of barokke overdaad: ‘Af en toe viel er een vloek in de la.’ Je ziet hem vallen, die vloek.

Het gaat hier bij uitstek om een boek dat de grens tussen jeugd- en volwassen literatuur verkent, en dat minstens zozeer door oudere lezers kan worden genoten als door hun kinderen. Misschien is zelfs een rijpere leeftijd een voordeel bij de appreciatie, omdat de wijze waarop hier wordt teruggeblikt op iemands jeugd getuigt van een visie op de eigen kindertijd, een vermogen tot interpretatie en reflectie. Maar ook voor jongere lezers (met leeservaring) moet er veel bekoring uitgaan van de schets van dit bonte familieleven, gezien vanuit een kind, want het is niet moeilijk je met dit kind te identificeren.

Het gaat hier ook om een vernieuwend jeugdboek, en wel vanwege de beschrijvende stijl; dat klinkt tegenstrijdig, maar in ons tijdperk van de flitsende dialoog-met-modewoorden en snelle spanningsopbouw moet je dat maar durven, en kunnen, zonder belegen te zijn. Vernieuwing kenmerkt ook de vorm, die naast (en in) het boek een cd verschaft van de succesvolle theatervoorstelling die het boek flankeert. De vormgeving van het binnenwerk onderscheidt zich door een rustige, goed leesbare, klassieke stijl met intelligente, geestige en grafisch uiterst aantrekkelijke vignetten van Gerda Dendooven. Voor wie het nu nog niet doorheeft: de Woutertje Pieterse Prijs voor jeugdliteratuur gaat dit jaar naar de door Querido uitgegeven jonge Vlaamse auteur Bart Moeyaert voor zijn sprankelende boek Broere.

 

Amsterdam, 8 maart 2001

 

De Jury

Frits van Oostrom, voorzitter,

Lieke van Duin,

Ootje Oxenaar,

Dirk van Weelden, leden.

Terug